Problemen met de motorische ontwikkeling
De motorische ontwikkeling verloopt bij alle kinderen op een vergelijkbare manier. Maar ieder kind maakt zijn eigen variatie op het algemene patroon. In het algemeen kan je zeggen: de ontwikkeling loopt van boven naar beneden. Eerst het hoofdje optillen, hoofdbalans, rompbalans en zitten, benen in gebruik nemen door het kruipen en dan staan. Deze route van boven naar beneden zal een kind in de loop van zijn motorische ontwikkeling een aantal malen doormaken. Het is de ontwikkeling die in het antroposofische spraakgebruik de route van het incarneren wordt genoemd. Aan de ontwikkeling van de motoriek kan je goed zien, hoever een in kind is gevorderd op de route zijn lichaam in.
De motorische ontwikkeling van een baby
De motorische ontwikkeling van een baby gaat in vergelijking met een groter kind ongelofelijk snel. De twee weken oude baby die bijna niets kan is na 9 maanden, als alles goed gaat, een rollende, beweeglijke, op de omgeving reagerende en alles in de mond stoppende actieveling geworden. De grootste stappen in de motorische ontwikkeling worden de eerste twee jaar gezet. Het hele kleine kindje leert eerst het hoofdje op te tillen, zijn handjes te ontdekken en naar de mond te brengen. Alles wat er in zijn omgeving gebeurt nodigt uit tot bewegen. Het volgt in zijn wakkere momenten zijn ouders, broertjes of zusjes, speelgoed aandachtig. Trappelend van enthousiasme of boosheid trekt hij zijn beentjes op en ligt het kindje ineens op z’n zij. Door factoren van buiten, een speeltje waar het kind net niet bij kan, een broertje dat in de omgeving speelt, wordt het kind uitgenodigd tot bewegingsexploratie.
De handmotoriek ontwikkelt zich van het met de volle hand vastpakken van voorwerpen naar een steeds meer verfijnde greep van de duim en de eerste drie vingers. Aan het einde van het eerste jaar is de handmotoriek in aanleg ontwikkeld.
Spelenderwijs ontdekt het kind de vele mogelijkheden om te bewegen. De omgeving en ook de aanleg van het kindje zelf bepalen de snelheid waarmee de motorische ontwikkeling plaats vindt. De veelgenoemde mijlpalen van de motorische ontwikkeling zijn een soort richtlijn om te zien hoever het kind in zijn ontwikkeling is. Maar er zijn veel verschillen tussen kinderen!
De motorische ontwikkeling van de peuter
De motorische ontwikkeling van de peuter, vanaf een maand of 16, kenmerkt zich vooral door het verder ontwikkelen van het lopen. Vaak, maar lang niet altijd, loopt de peuter met 16 maanden los. Kenmerkend is het meestal nog wat onhandig en wankel aandoende, wijdbeense lopen. Het lopen heeft nog een bepaalde strakheid, het is nog niet een mooi vloeiend geheel geworden. Dubbeltaken zoals tegelijk lopen en iets met je handen doen, of praten tijdens het lopen, zijn nog best ingewikkeld. Het lopen moet nog ‘geautomatiseerd’ worden. Klauteren en klimmen zijn in deze fase vaak veel gemakkelijker en favoriete bezigheden.
Met een jaar of drie is het kind zover dat het kan lopen met een bepaalde behendigheid. De voet kan nu afgewikkeld worden, de snelheid van het lopen neemt toe en kan er tijdens het lopen ook iets anders gedaan worden. Het kind is klaar om te gaan rennen, om op een been te kunnen staan, kortom om te variëren.
Naast de grove motorische vaardigheden ontwikkelen zich ook de fijne motorische vaardigheden verder. Na het eerste jaar verfijnt de handmotoriek zich en heeft het kind zich steeds meer fijne motorische vaardigheden eigen gemaakt, zoals blokjes stapelen, een vormen in de vormenstoof doen en er weer uit halen. Wat later kan het grote kralen rijgen en de eerste potloodkrabbels op papier zetten. Ook hierin is veel variatie mogelijk.
Motorische ontwikkelingsachterstand?
Motorische ontwikkelingsachterstand is vanuit de wetenschap dat er een grote individuele spreiding mogelijk is in het behalen van de motorische mijlpalen, een lastige diagnose. Minstens zo belangrijk bij het bepalen of er sprake is van een motorische ontwikkelingsachterstand, is de vraag hoe een kind zich in het algemeen ontwikkelt. Gaat dit traag maar geleidelijk, gaat dit met sprongetjes? Is het kind dromerig en niet heel erg gericht op bewegen en omgeving, of juist wakker en kan het niet goed tot rust komen? Wordt het kind gestimuleerd, aangemoedigd of gefrustreerd in het ontwikkelen van bewegings-vaardigheden? Is er een fysieke reden waarom de motorische ontwikkeling anders verloopt?
De motorische ontwikkeling kan getest worden. Hier zijn kinderfysiotherapeutische testen voor. Soms is dat nodig om een duidelijk meetbaar uitgangspunt te hebben voor het stellen van een diagnose. Soms is het de vraag van ouders omdat ze onzeker zijn over de ontwikkeling van hun kind en zich zorgen maken. Soms dient het ter ondersteuning van een breder ontwikkelingsbeeld. Binnen het Kindertherapeuticum zijn we terughoudend in het standaard testen van de motorische ontwikkeling van een kind. De reden hiervoor is dat we er vanuit gaan dat een test een momentopname betreft en we liever naar de globale ontwikkelingslijn kijken.
Motorische vaardigheden hebben een bepaalde fase waarop het kind deze het gemakkelijkst leert. Het is van belang deze gevoelige fase niet voorbij te laten gaan. Later kan ook maar gaat moeilijker en met meestal een minder mooi eindresultaat.
Behandeling van een motorische ontwikkelingsachterstand
In het Kindertherapeuticum gaan we er van uit dat het kind zich zijn lichaam eigen moet maken om zich te kunnen ontwikkelen. Daarvoor is het nodig dat je je lichaam leert waarnemen maar ook je omgeving. Dat je weet, als kind, waar je omgeving zich bevindt ten opzichte van jou zelf en hoe deze reageert als jij beweegt en omgekeerd. De motorische vaardigheid wordt op deze manier meer dan alleen een motorische vaardigheid. Het wordt een samenspel tussen het fysieke lichaam, de omgeving, de intentie om iets te doen en de handeling.
We proberen in het Kindertherapeuticum bij ieder kind zorgvuldig te beoordelen of een behandeling noodzakelijk is, wat voor het kind en zijn ouders haalbaar is en wat de volgorde moet zijn van de behandeling. Soms is het mogelijk om direct bij de bewegingsproblemen te beginnen, soms moet er eerst ‘voorwerk’ worden gedaan om bijvoorbeeld aan de opgebouwde faalangst te werken.
Er staan ons verschillende therapieën ter beschikking: ritmische massage of kinderfysiotherapie, sensorische informatieverwerkingstherapie, euritmietherapie of antroposofisch medicamenteuze ondersteuning. Vaak combineren we in het Kindertherapeuticum enkele van deze therapeutische mogelijkheden in de begeleiding van een kind met een motorische ontwikkelingsachterstand.
Uw kind aanmelden
Herkent u problemen in de motorische ontwikkeling en wilt u uw kind direct aanmelden? Ga dan naar onze aanmeldpagina: